Toekomst vaneconomy

Milieuregelgeving en -verklaringen

Regeringen doen afstand van vrijwillige verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs en gaan over tot bindende energievoorschriften ter vermindering van de CO2-uitstoot van gebouwen. Terwijl de bouwvoorschriften om de operationele emissies te verminderen wereldwijd zullen worden aangescherpt, zal de regelgeving ook worden uitgebreid om ingebedde koolstof aan te pakken en zo transparante levenscyclusgegevens over bouwmaterialen te verkrijgen.

Energievoorschriften en emissies van gebouwen: van het Akkoord van Parijs tot actie

Een totaal van 191 landen, bijna alle soevereine staten en de Europese Unie hebben de Overeenkomst van Parijs geratificeerd en zich ertoe verbonden de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot ruim onder de 2,0°C [3,6°F], met inspanningen om deze te beperken tot 1,5°C [2,7°F] boven het pre-industriële niveau (16). Aangezien gebouwen een belangrijke bijdrage leveren aan de wereldwijde CO2-uitstoot, gaan regeringen verder dan niet-bindende kaderwetgeving of aanbevelingen en stellen nu bindende richtlijnen, aanvaarde voorschriften en regelgeving vast, waardoor de reductie van CO2-uitstoot door gebouwen verplicht wordt in plaats van optioneel.

De EU-richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) legt minimumnormen voor energieprestaties vast om tegen 2050 een zeer efficiënt, koolstofvrij gebouwenbestand te bereiken. Europese landen voeren de EPBD uit door nationale regelgeving te ontwikkelen en te handhaven. Duitsland heeft de EPBD bijvoorbeeld geïmplementeerd door middel van zijn Gebäudeenergiegesetz (GEG), of gebouwenergiewet, die verschillende maatregelen omvat, waaronder een vereiste om gebouwbeheersystemen te installeren in niet-residentiële gebouwen met een verwarmings- en koelcapaciteit van meer dan 290 kW [82,5 ton of 98`9520 BTU/h] (17). Vanaf 2030 wordt die capaciteitsbeperking verlaagd tot 70 kW. In sommige Amerikaanse steden, zoals New York, stellen strikte energievoorschriften, zoals de Local Law 97, emissielimieten vast, met boetes vanaf 2024. Zo kan een eigenaar van een gebouw van 9.000 m² [100.000 sq ft] die minimale actie onderneemt om de uitstoot te verminderen, bijvoorbeeld boetes krijgen die kunnen oplopen tot 1 miljoen dollar (18). De "dual carbon"-doelstelling van China om de uitstoot tegen 2030 te laten pieken en tegen 2060 koolstofneutraal te zijn, leidde tot de 2022 General Code for Building Energy Conservation and Renewable Energy Utilization, China's eerste verplichte regelgeving voor de uitstoot van gebouwen (19; 20). De Energy Conservation Sustainable Building Code (ECSBC) van India introduceerde energieprestatienormen voor bedrijfsgebouwen, waarbij verschillende staten het wettelijk bindend hebben gemaakt (21; 22). Vaak worden deze acties ook ondersteund door financiële prikkels voor eigenaren van gebouwen.

Vanaf 2024 hebben echter slechts 88 landen energievoorschriften voor gebouwen aangenomen in ten minste één stad. 55% van deze voorschriften is sinds 2015 ongewijzigd gebleven, waardoor ze mogelijk niet voldoen aan hedendaagse normen voor hoge prestaties (23).

08_Worldmap_CMYK

Landen met bindende energiecodes of -normen

Striktere regelgeving voor gebouwen

Met de toenemende druk om de decarbonisatiedoelstellingen te halen, wordt verwacht dat meer landen zullen overstappen van niet-bindende kaderwetgeving of aanbevelingen naar bindende regelgeving om de CO2-uitstoot te verminderen. Hoewel veel regelgeving gericht is op het verminderen van operationele emissies, komt ingebedde koolstof ook steeds meer onder de aandacht van de wetgever, met de vereiste om de ingebedde emissies van producten te documenteren. Milieuproductverklaringen (Environmental Product Declarations – EPD's) zouden hiervoor kunnen dienen. EPD's zijn gestandaardiseerde, onafhankelijk geverifieerde documenten die transparante, kwantificeerbare gegevens verstrekken over de milieu-impact van een product gedurende de hele levenscyclus, inclusief, maar niet beperkt tot, koolstofemissies.

Begin 2024 bestaan er wereldwijd meer dan 120.000 EPD's (24) voor bouwproducten, met een wijdverbreide ontwikkeling in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Azië, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten (22). Hoewel EPD's momenteel grotendeels vrijwillig zijn, gebruiken fabrikanten ze om koolstoftransparantie aan te tonen, groene claims te ondersteunen en hun producten als duurzaam aan te prijzen op de markt. Bovendien kennen veel certificeringen voor groene gebouwen, zoals LEED, BREEAM, DGNB en de Living Building Challenge, credits toe voor het gebruik van materialen die onder een EPD vallen (25). Deze certificeringen voegen aanzienlijke waarde toe, waarbij groene gebouwen in sommige Aziatische steden huurpremies tot 28% opbrengen (26).

De regelgeving wordt echter strenger. In Frankrijk en Duitsland moeten bedrijven een EPD hebben voor elk bouwproduct met milieuclaims. Noorwegen vereist ten minste tien producten met EPD's voor grote openbare projecten, en Italië verplicht een minimumpercentage gerecycled materiaal in openbare gebouwen. Evenzo vereisen Denemarken, Finland en Zweden beoordelingen van ingebedde koolstof in gebouwen, waarbij EPD's dienen als bewijs voor naleving (22).

Vanaf 2028 zal de richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD) alle grote gebouwen van meer dan 1.000 m² [10.000 sq ft] in de EU-lidstaten verplichten om ingebedde koolstof te beoordelen, en deze verplichting wordt tegen 2030 uitgebreid tot alle nieuwe gebouwen. Deze aankomende vereisten zullen naar verwachting de vraag naar EPD-gegevens aanzienlijk doen toenemen, waardoor hun rol in duurzame bouwpraktijken wordt verstevigd (27; 28).